Wat wil je worden? Een vraag die ons als kind vaak gesteld wordt. Het lijkt een onschuldige vraag, maar kan in je leven voor veel druk en twijfels zorgen als je hier niet direct een antwoord op kunt geven. Die ene vraag impliceert immers dat er maar 1 goed antwoord bestaat, 1 beroep voor de rest van je leven. En als je dat antwoord niet paraat hebt, dan ontstaat al snel de vraag: Is er iets mis met me?!
Waar het niet hebben van een antwoord aan het begin van je carrière nog gezien wordt als interessant en avontuurlijk, verandert dat al snel. Want na verloop van tijd word je gezien als wispelturig, iemand die geen keuzes kan maken of iedere keer weer wat nieuws nodig heeft. En op een gegeven moment geloof je dat zelf ook, want ja……eens zul je toch een keuze moeten maken?
Maar is dat zo? Want wat is er precies zo erg aan het hebben van veel interesses? Aan nieuwsgierig zijn en van alles willen uitproberen? Het enige wat ik kan bedenken is dat je niet ‘de ideale route’ in een rechte lijn naar het einddoel (die ene baan of roeping) aflegt. Maar is dit echt zo erg?
In haar boek ‘Hoe word je alles?’ breekt Emilie Wapnick een lans voor mensen waarbij de ‘standaard’ route niet past en die zij multi-potentialisten noemt. Dat voelt toch direct een stuk beter? Je bent niet wispelturig, maar een multi-potentialist. Iemand met veel interesses, veelzijdig, nieuwsgierig en creatief. En daar is niets mis mee! Dat is juist heel erg leuk 😊
Belangrijk in de loopbaan van de multi-potentialist zijn 3 elementen: voldoende inkomen, zinvol werk doen en variatie. Vanuit deze 3 elementen heeft Wapnick voor haar boek vele multi-potentialisten geïnterviewd en kwam uiteindelijk tot 4 werkmodellen. En ik ben benieuwd in welk werkmodel jij je herkent!
Model 1: Het smeltkroesmodel.
Je verdient je geld in een baan of in je eigen onderneming waarin je verschillende kanten van jezelf laat zien en meerdere vaardigheden moet gebruiken. Het is belangrijk dat er zowel variatie als samenhang is tussen de activiteiten die je doet. Met je werk wil je bijdragen aan het grotere geheel. Werk je bijvoorbeeld als zelfstandig (loopbaan)coach, dan zal je daarnaast ook blogs schrijven, af en toe een training geven en je bezighouden de marketing voor je bedrijf. Variatie én samenhang dus.
Model 2: Schuinestreepmodel.
Je verdient je geld door meerdere banen met elkaar te combineren. Je hebt behoefte aan variatie, waarbij samenhang in onderwerpen niet nodig is. Zo kun je bijvoorbeeld fotograaf/webdesigner/docent zijn of marketeer/trainer/meubelmaker. Specifiek aan dit type multi-potentialisten is dat ze vrijheid en flexibiliteit belangrijker vinden dan stabiliteit.
Model 3: Einsteinmodel
Een vast inkomen is belangrijk voor je, maar daarnaast wil je wel genoeg ruimte om in je vrije tijd je eigen interesses te kunnen volgen. Jouw vaste baan moet dus zorgen voor plezier, voldoende inkomen en dus ook voor genoeg tijd naast deze baan. Zo had Einstein bijvoorbeeld een baan als patentbeamte voor de Zwitserse overheid en beoefende wetenschap in zijn vrije tijd.
Model 4: Feniksmodel.
Je werkt een aantal maanden of jaren binnen een bepaalde sector en daarna stap je over naar wat anders. Je kunt helemaal gefascineerd raken door een bepaald onderwerp, je daar helemaal in verdiepen en na een aantal jaren begint het weer te kriebelen. Er valt zoveel te ontdekken in het leven en dat maakt dat je je weer in iets nieuws wilt verdiepen. Zo kun je bijvoorbeeld eerst een restaurant te hebben en er daarna voor kiezen om docent te worden op een Hogeschool of een kwekerij in duurzame groenten te starten. Is het fijn om die voorbeelden erbij te zetten?
En dus….
Is de belangrijkste boodschap om je in het leven niet te laten leiden door zelftwijfel en de mening of het onbegrip van anderen! Is dat altijd makkelijk? Nee. Maar realiseer je dat het JOUW leven is en dat je het mag invullen op de manier die bij jou past. Daar word je een stuk gelukkiger van en als er iemand op een feestje vraagt: ‘Wat doe jij?!’ en je krijgt het benauwd, zeg dan gewoon: ’Van alles’ en weet dat het helemaal ok is.